Spiegel van de beschaving


drs Hélène J. Bremer, kunsthistorica en curator

Kastelen opfleuren. Geluid dempen. Tocht weren. Mythologische en historische verhalen verbeelden. Statussymbool. Zomaar een paar gedachten die bij me opkomen als ik aan historische wandtapijten denk. Het is nogal wat om je als kunstenaar bij dergelijke termen thuis te voelen en je bij de eeuwenoude traditie van het weven en maken van wandtapijten aan te sluiten, zeker als je bedenkt dat veel voorstellingen in de geschiedenis werden gemaakt naar ontwerp van de grote meesters uit de schilderkunst. Maar Jenny Ymker heeft zich daar niet door laten weerhouden en heeft de belangrijkste functie van het wandtapijt, namelijk die van het vertellen van verhalen, mee de 21ste eeuw ingenomen.
De verhalen op de wandtapijten van Jenny Ymker zijn actueel. Verbonden aan tijd en plaats. In de 15e en 16e eeuw waren wandtapijten onderdeel van een reizend huishouden. Vorsten en rijke adel reisden van het ene Middeleeuwse kasteel naar het andere of zetten hun tenten op bij een veldslag. De wandtapijten werden gebruikt als bescherming tegen de kou van de kille kasteelmuren of om de wind tegen te houden, maar ze waren toch vooral onderdeel van de huisraad als luxe prestige object, net als juwelen en gouden voorwerpen. Er werd mee gepronkt. De voorstellingen waren geïnspireerd op uiteenlopende bronnen: van antieke geschiedenis, ridderromans en veldslagen tot scenes uit het dagelijks leven van zowel de adel alsook van boeren. Maar ook Bijbelse en moraliserende onderwerpen kwamen voor. Deze voorstellingen geven een beeld van de tijd en door de grote maten van de wandtapijten konden binnen deze voorstellingen veel details worden opgenomen, vandaar dat wandtapijten ook wel de ‘spiegel van de beschaving’ worden genoemd. Een feest om te bekijken, toen en nu nog steeds.
Een voorbeeld: Op het 16e eeuwse wandtapijt op kasteel Ammersoyen, omschreven als ‘Landschapsverdure met jacht en landelijke taferelen’ (figuur 1) is de centrale voorstelling gevuld met een heuvelachtig boslandschap waarin een jachttafereel en de oogst is afgebeeld. Maar er is nog zo veel meer te zien. Er zijn verschillende groepjes mensen bezig met allerhande activiteiten. En rondom de hoofdvoorstelling is een rand met diverse objecten als vazen met bloemen, zuilen met sfinxen erop, mythologische figuren en spelende kinderen te zien. Deze strook met figuren is op diens beurt ook weer aan de randen met een smalle band gedecoreerd. Hierop zijn gestileerde bloemen en klaverblaadjes afgebeeld. Het is de moeite van het bekijken en interpreteren waard.   

In de Renaissance kregen de wandtapijten een hogere artistieke waardering. Vanaf het moment dat de beroemde schilder Raphael ontwerpen ging maken en later ook Peter Paul Rubens de zogenaamde kartons voor de wandtapijten van de rich and famous van hun tijd ging ontwerpen, werd het bezitten van wandtapijten nog prestigieuzer. Grote centra voor tapijtweverij ontstonden in heel Europa, waarbij er eentje in het bijzonder genoemd moet worden, die van de gobelins in Parijs. In Nederland komen de termen gobelin en wandtapijt naast elkaar voor, maar eigenlijk worden alleen de wandtapijten die in de door Lodewijk XV opgerichte Manufacture des Gobelins zijn geweven, gobelin genoemd. Jenny noemt haar werken eveneens gobelins om te benadrukken dat zij werkt in de traditie van een eeuwenoud ambacht.
In de achttiende eeuw werd de interesse voor wandtapijten minder door de komst van het veel goedkopere papieren behang en het duurde uiteindelijk tot het begin van de twintigste eeuw voor er weer grotere belangstelling ontstond voor de techniek en het ambacht van het wandtapijt. Dat ambacht van het weven is door de eeuwen heen niet veel veranderd. Het eenvoudige weefraam heeft al vroeg in de geschiedenis plaatsgemaakt voor het weefgetouw. Hierop werden spandraden, de schering, vastgezet. Deze werden vervolgens omhoog of omlaag bewogen om ruimte te geven voor de inslag, de dwarsdraden. De schering is vrijwel altijd van een stevig materiaal als wol, de inslag kan ook zijn van wol, maar ook van katoen, linnen of bijvoorbeeld zijde. Mechanisatie heeft het weven een heel andere dimensie gegeven, maar gelukkig is er nog altijd plaats voor weverijen die op ambachtelijke wijze deze techniek levend houden.   Het werk ‘De Weefster’ dat Jenny maakte in 2015 (figuur 2) brengt het ambacht en de kunst welhaast metaforisch samen.
Moderne kunstenaars zoals Salvador Dali en Pablo Picasso herontdekten aan het begin van de twintigste eeuw de mogelijkheden die wandtapijten boden voor hun creativiteit. Zij ontdekten – net als Jenny - het geheim van een goed wandtapijt. De combinatie van een intens verhaal, een creatief ontwerp dat goed wordt doordacht en uitgewerkt en een perfecte uitvoering door iemand die het ambacht van het weven tot in de puntjes beheerst.

Suggesties om verder te lezen over de geschiedenis van wandtapijten:
F.P. Thomson, Tapestry, Mirror of History, Londen 1980
E. Hartkamp-Jonxis, H. Smit, European tapestries in the Rijksmuseum, Amsterdam 2004

 

[1] Met dank aan Hillie Smit, Corpus Wandtapijten in Nederland, voor het inzien van de beschrijving van het wandtapijt op kasteel Ammersoyen.

[2] Jenny werkt samen met het familiebedrijf Flanders Tapestries in het Vlaamse Wielsbeke.

 

Over troost, hoop en wonder

Rebecca Nelemans

Een vrouw in petrol-grijze wollen jurk staat in een ijzig landschap. In de achtergrond zie je het kantwerk van kale winterbomen met rijp op de takken. Een vleugje koelblauw doorbreekt de verder witte lucht. Tot daar roept het wandkleed Blanket of flowers (2016) van Jenny Ymker (Castricum, 1969) associaties op met de Duits Romantische landschappen van een kunstenaar als Casper David Friedrich. Maar in de voorgrond gebeurt iets totaal anders, iets wat eerder de sfeer van de Engelse Pre-Raphaelieten ademt: De vrouw plant felgekleurde bloemen op hoge stelen in de sneeuw. Of plukt ze die nu juist? Haar hand – duidelijk rood verkleumd van de kou – omvat de steel met eenzelfde liefdevolle aandacht als de engel op de Annunciatie van Simone Martini uit 1333 de witte lelie. Ook dit wandkleed is een hoopvol, en daarmee troostend, werk, zonder dat je precies weet wat er gebeurt.
Ymker laat haar gobelins maken bij een familiebedrijf in Wielsbeeke in België, dat klein is, maar fameus door de tapijten die ze maken voor kunstenaars als Grayson Perry, Craigie Horsfield, Viktor & Rolf en Damien Hirst. De foto’s die ten grondslag liggen aan de tapijten maakt ze zelf. In navolging van Cindy Sherman, Jeff Wall en Gregory Crewdson ensceneert ze een situatie om die foto’s te maken, creëert ze een eigen wereld. Daarvoor zoekt ze locaties, verzamelt ze kleding en attributen. Zelf speelt ze steeds de hoofdrol. Dat hele traject van idee, via locatie, ensceneren, poseren, fotograferen en laten weven, vervolmaakt ze met borduursels die ze op de gobelins aanbrengt. In de laatste werken steken zo soms honderden uren handwerk. Daarmee maakt ze als kunstenaar een statement tegen de ratrace van alledag: Tegenover die vluchtigheid stelt ze aandacht, betrokkenheid en tijd, heel veel tijd.
Al vanaf haar vroegste werk – Jenny Ymker studeerde eerst keramiek en later beeldhouwen aan de Academie in Kampen – is de mens alleen in haar werk: Als porseleinen pop wachtend in een doos, klaar om mee te spelen, maar door wat of wie? Als jonge vrouw in een zomerjurkje en op blote voeten in een besneeuwd Zweeds landschap. Of opgesloten als bloemenplukster in een glazen kistje, terwijl ze een bloem plukt die opvallende gelijkenis vertoond met de geborduurde bloemen op haar jurk. Na deze beelden kwamen in 2012 de zogenaamde borduurschilderijen: kleine doekjes waarop Ymker een tekening aanbracht die ze vervolgens met verschillende kleuren garen borduurde.
In het begin doen de situaties denken aan de eenzame vrouwen op de schilderijen van de Amerikaanse Edward Hopper: uienschillend of wachtend aan een tafeltje. In al deze werken, net als in de gobelins die ze sinds 2013 maakt, speelt vervreemding een grote rol en lijken de mensen alleen en verloren in tijd en ruimte. “Soms moet er worden versneld, maar veel vaker nog eindeloos worden vertraagd om het vreemde en zelden regelmatig kloppende ritme van het leven te kunnen vangen. Scheppen betekent de spot drijven met het monotone tikken van de klok…”, schreef filosofe en kunstbeschouwer Joke Hermsen over het creatieve proces van schrijvers en kunstenaars.   En inderdaad de verstilde scènes die Jenny Ymker ons voorspiegelt lijken zich, door kleding en attributen en door de keuze van de locatie, af te spelen in een parallel universum waar tijd een andere rol speelt. De meisjes in de werken zijn vaak te jong volwassen, de oudere vrouwen gedragen zich als kinderen. In die zin kun je haar werk beschouwen als een gevecht met de vergankelijkheid, met het onmogelijke besef van onze eigen sterfelijkheid.
En steeds is er die hoofdpersoon die haar gezicht afwendt van de kijker, waardoor haar gezicht in de schaduw valt en onherkenbaar blijft. De hoofdpersoon is onidentificeerbaar, zoals de engel in Albrecht Dürer’s wereldberoemde gravure Melancolia I uit 1514. Ymker is het steeds zelf, maar het is tegelijkertijd ook de grote afwezige: de moeder die ze sinds haar pubertijd mist, de dementerende ouderen met wie ze jaren als activiteitenbegeleidster heeft gewerkt, het meisje dat ze was, de vrouw die ze is. Ze heeft de moed om als kunstenaar zo dicht bij haar eigen verhaal te blijven, dat het verhaal dat ze in beelden vangt meerduidig en universeel wordt. In een werk als De Weefster (2015) bijvoorbeeld herkennen we het moment dat iemand de controle verliest, het weefsel letterlijk door de handen glipt. Het is een beeld dat haaks staat op dat van het optimistische beeld van de maakbare mens in onze neoliberalistische maatschappij. In Dweilen (2016) zien we de moedeloosheid, het hopeloze van ons handelen, een gevoel dat we allemaal wel eens hebben.
Zo zien wij uiteindelijk vooral onszelf in de gobelins van Ymker; met al ons onvermogen, alle zijnspijn, al onze verlangens en al onze hoop. Alsof Jenny ons op het hart wil drukken wat de moeder in de film Little children haar perverse zoon vertelt: “Je bent een wonder. We zijn allemaal wonderen. Weet je waarom? Omdat we als mensen iedere dag onze dingen doen en al die tijd weten we, wij allemaal, dat de dingen waar we van houden, de mensen van wie we houden ons op ieder willekeurig moment kunnen worden afgenomen. We leven met die wetenschap en toch gaan we gewoon door. Dieren doen dat niet.”  Hoe zinloos het allemaal soms lijkt, een paar takjes steken in Dweilen toch al dapper boven het water uit. En de vrouw die in een van haar laatste gobelins alleen in een feestzaal staat, wordt haast zalvend omgeven door een regen van confetti, die - als het goddelijke licht in Piero della Francesca’s Visioen van Constantijn (1452-1466) - van boven komt.

Joke Hermsen in: Melancholie van de onrust, Stichting maand van de filosofie, 2017;
Little Children is een Amerikaanse dramafilm uit 2006 onder regie van Todd Field. De film is gebaseerd op de gelijknamige roman uit 2004 van Tom Perrotta.